loek III bijvoeglijk naamwoord, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe

Ook: loeks (Midden-Drenthe), loeks II

  1. leuk, grappig, parmantig(Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe)

    Het is wel een loek jongie (Diever)

    Wat is dat jao een aordig kind, dat wichien, het kek der zo loeks oet (Hijken)

    Dat is ok een loeks geval

    Zie ook:
  2. leep, listig(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Tegenwoordig wordt ze aordig loek: zie zèeit tarwe um bieten toe, dan hoeft ze gien kanten roon (Sleen)

    Hij gaaf een loek antwoord

    Griet, die was ze allemaole te loek of

    loekem

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...